Search This Blog

Friday, May 4, 2007

The Seventies, part I

Met de jaren zeventig is iets vreemds aan de hand. Hoewel ze een grote favoriet blijven bij de organisatoren van feestjes, worden ze in de annalen van de culturele geschiedschrijving niet erg serieus genomen.
Daar wordt het beeld beheerst door absurd wijde broekspijpen, strakke polyester bloesjes in glimmend-gekke kleuren en John Travolta op een oplichtende discovloer, begeleid door de Bee Gees in falsetto. Op zich een niet incorrecte weergave. Maar het decennium verdient meer dan de lacherige troostpunten die het krijgt voor zijn zelfexpressie, die hier en daar inderdaad een beetje over de top was.

De overlevering van de zestiger jaren wordt opgehangen aan de laatste paar jaar, waarin maatschappelijke vernieuwing de agenda bepaalde. Zeg ‘hippie’ en het complete beeld komt bovendrijven. De jaren 80 relateert men steevast aan Thatcher, Lubbers en Reagan, die een conservatieve, moralistische ‘herstelpolitiek’ voerden. Ook hier kan bij een simpele term als ‘yuppie’ een wereld aan relevante associaties loskomen. Ergens tussen die lente-tijdgeest van 1966-1971 en de winterperiode van 1982-1988 vallen een zomer- en een herfst-tijdgeest. En daar hebben we de kern van het jaren zeventig ‘probleem’ te pakken.
De zomer- en de herfstperioden binnen de tijdgeest leveren geen eenduidig beeld op omdat in beide seizoenen individuele vrijheden de hoofdtoon bepalen. De jaren zeventig zijn de jaren zonder meerderheid. En dat breekt ze op, in retroperspectief. Er is geen algemene stroming, geen dominantie binnen de tijdgeest, geen cliché van de tijd, behalve misschien dat ultieme adagium ‘zoek jezelf, broeder’, zoals Koot en Bie het zo mooi brachten in 1974. De jaren zeventig zijn de tijden van subculturen en individuele zoektochten. En dan kom je niet weg met een simpel hippie of yuppie plaatje. Hetgeen zeker niet wil zeggen dat er niet een erg boeiende rode draad door het decennium loopt.

De culturele cynici missen in ieder geval veel wanneer ze over de jaren zeventig heen stappen als een ‘tussenperiode’ of zelfs “the decade in which image became preeminent because nothing deeper was going on” (Norman Mailer, 1979). Hoe kan een decennium, dat naast iconen als Van Kooten en De Bie maar liefst zes belangrijke albums van David Bowie en nog steeds relevante muziekstromingen als disco en funk voortbrengt, de mooiste films van de eeuw produceert (The Godfather en Turks Fruit, bijvoorbeeld) en afsluit met de alles vernietigende energie van punk, nu als saai en krachteloos neergezet worden?

Wat jaren zestig idealisten die over de opvolgende jaren schrijven als ‘verloren jaren’ niet kunnen verkroppen is dat de jaren zeventig generatie het persoonlijke belangrijker vindt dan het politieke. Voor die ontwikkeling is echter een duidelijke oorzaak aan te wijzen. De wens van de hippies dat we allemaal in ‘peace and love’ samenkomen, blijkt al snel na Woodstock een illusie te zijn. Het is makkelijker om los te breken en om vrijheid te schreeuwen dan uiteindelijk losgebroken en vrij in de modder te staan: doel bereikt, richting zoek. ‘Naar buiten’ is een gezamenlijk te realiseren doelstelling, eenmaal buiten zijn er ineens veel meer opties. Het resultaat is dan ook dat het overkoepelende belang zich steeds verder opsplitst en groepen zich ontbinden. Ieder voor zich wil echter nog steeds vooruit. De gezamenlijke strijd van de lente wordt de individuele zoektocht van de zomer.

No comments: